Robert-Jan de Kort
Architectuur
Projecten Profiel Contact
Column de Architect #4
Linnen gevels
Ik werd laatst op een website van een bekend kledingmerk verleid een linnen broek en overhemd te kopen. Ze zagen er goed uit, maar vooral viel ik voor de opgesomde materiaalspecifieke kwaliteiten van linnen, zoals de luchtigheid en het vochtabsorberend vermogen. Nederlandse zomers worden immers steeds tropischer, dus is het logisch dat mijn garderobe zich hieraan aanpast. Ook ben ik gevoelig voor het feit dat linnen jarenlang meegaat en dat vlas, waar linnen van wordt gemaakt, veel minder water en meststoffen nodig heeft dan katoen.
Moeten onze gebouwen niet vergelijkbare eigenschappen hebben? Wat als we het comfort en de duurzaamheid van linnen gaan toepassen op gevels? Na kleding zijn die immers de tweede schil die bemiddelt tussen ons en het veranderende klimaat. Maar in plaats van in luchtig linnen zijn onze gebouwen momenteel gehuld in baksteen en steenwol, om ons vooral lekker warm te houden. Ook zijn onze gevels zo lucht- en tochtdicht als mogelijk en is het binnenklimaat afhankelijk van energieslurpende warmtepompen en airco’s.
Is het voorstelbaar dat we baksteen en steenwol omruilen voor een luchtiger alternatief? Een antwoord is gewoon te vinden in onze eigen woningbouwgeschiedenis. Zo’n vierhonderd jaar geleden deed zich zo’n transitie immers al voor. Alleen niet hier, maar in het toenmalige tropische deel van ons land: Nederlands-Indië.
In de zeventiende eeuw bouwden onze voorouders daar zoals ze gewend waren hoge bakstenen herenhuizen. Die boden echter weinig comfort in de tropische hitte. Hoe dan te bouwen? Javaanse bouwwerken vormden de inspiratiebron. Deze hadden een open opzet, zodat de wind er gewoon doorheen kon waaien voor de nodige verkoeling. Eerst werden de landhuizen voorzien van open veranda’s aan de voor- en achterzijde, ook wel galerijen genoemd, en in de negentiende eeuw werden ze standaard voor de woningen in de nieuwe stadsuitbreidingen. De overgang tussen buiten en binnen verliep niet langer via een smal bakstenen oppervlak, maar via een brede overdekte buitenruimte.
Deze overgangsruimte werd ingericht met meubels en weelderige planten, waardoor het leven zich in open relatie met de buitenwereld afspeelde. Het dak en elementen zoals bamboe zonneschermen en grote ventilatieroosters hielden de zon en regen buiten, terwijl de wind werd doorgelaten. De Nederlands-Indische tropenhuizen waren koel, zonder dat ze machinaal gekoeld hoefden te worden.
Aan deze in drie eeuwen ontwikkelde woningbouwtraditie kwam na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 abrupt een einde. Aan open gevels was er in ons toen nog steenkoude kikkerlandje geen behoefte. Ik ben me ervan bewust dat het reflecteren op ons koloniale verleden in termen van verworvenheden precair is. Toch vind ik het op zijn plaats deze vergeten historie te belichten, omdat de open gevels, voor het tijdperk van de klimaatinstallaties, de gebruikers van de tropenhuizen doeltreffend koel en droog hielden. Dat maakt ze tot een net zo aantrekkelijk en duurzaam alternatief voor onze gevels als linnen kleding voor mijn garderobe.
Gepubliceerd op 17 september 2024
Terug naar overzicht
Voorhaven 57 - 3025 HD - Rotterdam - 06-42330216 - mail@robertjandekort.nl